top of page
Foto van schrijverWim Provoost

10 januari 1918: Virginie Loveling mijmert over de Grote Oorlog...

Bijgewerkt op: 31 okt. 2020


Honderd jaar geleden was de vierde oorlogswinter bezig. De Gentse bevolking leefde in armoede en miserie. Burgers werden lukraak opgepakt en dichtbij of veraf verplicht tewerkgesteld. Het is bitter koud en de mensen hebben enkel slechte kolen om zich te verwarmen. Er ligt wel een halve meter sneeuw en het tramverkeer is hierdoor opgeschort.

Het brengt Virginie Loveling aan het mijmeren. In haar Oorlogsdagboeken schrijft ze op donderdag 10 januari:

"Gisteren vóór den avond reden karren aan met kolensintels en asch gevuld. Achter die karren kwamen menschen, haveloze groepen. De inhoud van de bakken werd aan den achterkant uitgestort en het krabben en rapen ging aan den gang. Het geleek een mierennest van wriemelende vingers in den verdonkerden avondstond. En heden met het grauwen van den dag herbegon hetzelfde slavenwerk. Fluitend blies een koude wind. Dat alles schrikte niemand af van het uitzoeken der kleine kolensintels tusschen de slakken en de asch. Ze waren wel met vijftig, die arme menschen… In oude tijden deelden de heiligen hun mantel met een behoeftige die kou had en nu zien wij erbarmeloos toe op zulk een ellende. Ach, hoe ook te helpen, wanneer er zoovelen aanspraak maken op onze liefdadigheid?...

Muziektonen naderen van achter de huizen langs den Steenweg, traag en somber afgemeten; het is een doodenmarsch en weldra worden de koperen instrumenten zichtbaar en weldra worden de koperen instrumenten zichtbaar en trekken als zoovele doffe lichtjes in den smoor voorbij. Geen der arbeiders heft het hoofd op om de donkergrijze soldatenscharen, dichtopeengedrongen, als voortschrijdende schimmen, na te zien. Wie van al die rampzaligen zijn het meest te beklagen: Zij die kruipen over den grond, of zij die er ginder op loopen en er weldra zullen onder liggen?...

En de tonen galmen weg, zwakker en zwakker, sterven van lieverlede heel en al uit… en immer, immer wroeten de handen voort in den aschhoop. Het zwoegen wordt enkel onderbroken door een die oprijst en de armen wijd over en toe slaat van de kou, of het zakje met zijn bemachtigden sintelschat in het emmertje naast hem uitgiet. Maar de stuifregen wordt een dik gedruppel en de neergekropenen staan op en verdwijnen een voor een met hun schamelen buit."

(Virginie Loveling, Oorlogsdagboeken. Een vrouw vertelt over haar Eerste Wereldoorlog. Antwerpen, De Bezige Bij 2013, pp. 372-373.)

52 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page