De brug over de Lieve aan het Gravensteen wordt de Hoofdbrug genoemd. Je kan dit eenvoudig etymologisch verklaren als ‘de voornaamste brug’. Het is uiteindelijk de brug waar middeleeuwers vanuit de Burgstraat de Oudburg – én Gent – binnenkomen. Toch wordt die brug ook vaak ‘de Onthoofdingsbrug’ genoemd…
Voor die verklaring moeten we terug naar 8 april 1297. Op die dag krijgt Gent haar ‘Grote Keure’ van graaf Gwijde van Dampierre. In dit document zet hij de rechten, wetten en gewoonten van Gent op een rijtje. De paragrafen 39 en 40 behandelen verkrachters en moordenaars:
39. Van wonden met cnive
Voert wie so yemene wont met cnive wert hire wettelike af verwonnen bi vonnesse van scepenen ende te rechte commen es, men sal hem thoeft afslaen up de hoeftbrucghe. Ende es hys niet commen te rechte so sal menne maken wetteloes
40. Van manslachte
Voert so wie so manslacht doet, ende dies verwonnen wert bi wette dat es lyf jeghen lyf, ende die rechtinghe sal men doen up de hoeftbrucghe.
Er zal recht gedaan worden op de ‘hoeftbrucghe’, de Hoofdbrug dus. En omdat de onthoofdingen sinds 1297 daar plaatsvinden, krijgt deze brug dus al snel de bijnaam ‘de Onthoofdingsbrug’. Wanneer de beul een doodstraf moet voltrekken, wordt er in het midden van de brug een schavot getimmerd. Beide uiteinden van de brug worden afgesloten met dwarsliggende staken om de middeleeuwse ramptoeristen op veilige afstand te houden.
Lange tijd staan er op de borstwering links en rechts koperen beelden. Aan de kant van het Gravensteen stond een Mariabeeld met Jezuskind in de armen in een ijzeren kapelletje. Aan de andere kant – de kant van de Vismarkt – stond een beeldengroep. Het stelde een beul voor met het zwaard geheven om een geknielde te onthoofden. De voorstelling was bedoeld als een symbool van de hoge rechtsmacht van de Gentse schepenbank die op deze plaats zijn vonnissen ten uitvoer liet brengen. Deze beeldengroep zou er al geplaatst zijn in 1371 door de toenmalige schepenen.
Deze beeldengroep verwijst naar een lokale legende. Omstreeks 1370 worden een vader en zijn zoon tijdens één van de vele opstanden van Gent tegen de toenmalige graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Male ter dood veroordeeld. De graaf wil echter uittesten welke liefde grootst is: de liefde van een kind voor zijn vader, of de liefde van een vader voor zijn zoon... In zijn vonnis laat hij dus noteren dat diegene die de ander onthoofdt gratie zal krijgen. De vader overtuigt zijn zoon om de rol van beul op zich te nemen. Vader en zoon worden naar de Hoofdburg gebracht. Toen de zoon trillend op zijn benen het zwaard in zijn handen krijgt, ontbloot de vader zijn nek. De zoon zwaait het zware zwaard in de lucht om de dodelijke slag toe te brengen… En dan gebeurt het wonder! Het lemmet vliegt uit het gevest en komt al klingelend op de stenen brug terecht. Omdat zelfs de graaf tegen zo’n godsoordeel niet kan ingaan, krijgen vader en zoon gratie…
De Onthoofdingsbrug bleef als executieplaats dienst doen tot aan het einde van de zestiende eeuw: in 1561 en 1585 worden de laatste onthoofdingen daar uitgevoerd.
Bronnen: Gwijde van Dampierre, “Grande charte des Gantois (8 avril 1297)”, in: A. E. Ghendolf, Coutume de la ville de Gand: Coutume de la ville de Gand, Brussel, 1868, p. 426-495. (via https://books.google.be/books) ; Vizit, Gentse toeren. Crimineel wijze wandelingen en een toer op de fiets. Tielt, Lannoo, 2007, p. 92 ; M. Labyn, Uit de geschiedenis van de Gentse bruggen (Vervolg), in: “Ghendtsche Tydinghen” XX (1991) 4, pp. 224-231.
ความคิดเห็น