De straat tussen de Oude Houtlei en Onderbergen wordt al eeuwenlang Ingelandgat genoemd. De Gentse rederijker en geschiedschrijver Marcus Van Vaernewijck – beroemd van zijn dagboek Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568, over hoe Gent de Beeldenstorm doorstaat - schrijft in De historie van Belgis hoe het Ingelandgat aan haar naam komt:
“Men plagt dit het Engeland-gat te noemen, ter oorzaek dat het geduerende de gemelde belegering gemaekt wierd om den koning van Engeland daerdoor binnen de stad te laeten, mids hy gezworen had vandaer niet af te scheyden voordat hy koorn op de merkt zoude gezaeyt hebben.”
Van Vaernewijck verwijst naar het legendarische ‘beleg van Gent in 965’ - waarvan hij trouwens als eerste een schriftelijke neerslag geeft in de loop van de 16de eeuw. Graaf Arnulf II probeert van Vlaanderen een economisch centrum te maken. Hij slaagt er in om Sluis en Brugge te doen uitgroeien tot draaispil van de middeleeuwse handel. Dit schiet natuurlijk in het verkeerde keelgat van zijn leenheer, de koning van Frankrijk die onmiddellijk de oorlog verklaart aan Arnulf II.
Wil nu net de graaf op reis zijn naar Lombardije. Koning Berengarius II had er de hand van zijn dochter beloofd aan de winnaar van een steekspel… De hoge adel krijgt in Vlaanderen de taak zijn leengoed te beschermen.
Een afwezige graaf is natuurlijk hét moment bij uitstek om een oorlog te verliezen, denkt de Franse koning bij zichzelf… Hij trommelt de koningen van Engeland en van Schotland op en al snel staan ze samen voor de muren van Gent aan de Ketelvest en de Oude Houtlei. De Gentenaars – onder leiding van burggraaf Geeraard – weerstaan moedig de vijand. Ze vallen het koninklijk trio zelfs in de rug aan. Gentse strijders sluipen via een onderaardse gang van het Gravensteen tot in Wondelgem, nemen vijandelijke soldaten gevangen en steken hun kamp in brand. De koningen besluiten te wachten en Gent uit te hongeren. Hierbij voegen de Franse en Schotse vorsten aan toe dat ze de stad tot aan de grond zullen vernielen. De Engelse koning doet er nog een schepje bovenop en zweert dat hij de streek niet zal verlaten vooraleer hij koren heeft geoogst op de Vrijdagmarkt.
Zeven lange jaren van beleg volgen… Toch houdt Gent stand. Omdat het allemaal wat lang begint te duren – en ze eigenlijk naar huis willen – vraagt het trio koningen om vrede. De Gentenaars beloven aan de Franse koning om geen concurrentie aan te gaan op economisch vlak. Vooraleer het Kanaal opnieuw over te steken, heeft de Engelse koning nog een belofte na te komen. Hij moet nog naar de Vrijdagmarkt, al kan hij op dat moment niet oogsten. Hij zal zich tevreden moeten stellen met het zaaien van koren… De Gentenaars vertrouwen het zaakje niet en ze besluiten de stadspoort niet te openen. Wat ze wel willen doen, is een gat maken in de stadsmuur tussen de Posteernepoort en de Torenpoort. Zo gezegd, zo gedaan: daar kruipt de Engelse vorst door een gat de stad in en haast zich naar de Vrijdagmarkt.
Wanneer de koningen terug naar huis gekeerd zijn, keert Arnulf II eindelijk terug naar Vlaanderen. Hij is vergezeld van de prijs van het gewonnen steekspel: Rosala van Ivrea, de Italiaanse prinses die zijn vrouw geworden is… In Gent aangekomen toont men hen het gat in de stadsmuur, dat vanaf die dag het Engeland-gat genoemd wordt…
Tot zover de legende… Van Vaernewijck zelf twijfelt aan de echtheid ervan: “het is niet geloofbaer dat zy zeven jaeren voor deze stad gelegen hebben, zooals zommige verdichte historien zeggen.” Het zal ons – lezers anno 2020 – niet verwonderen dat er wel nog wel meer legendarisch zit in het verhaal naast de zeven lange jaren van beleg. Denken we maar aan het trio koningen, de lange afwezigheid van de graaf en tenslotte de geheime gang tussen Gravensteen en Wondelgem…
Maar waar haalt deze straat dan zijn naam? Engeland heeft er helemaal niets mee te maken! Het ‘Ingeland’ is het land op de engte tussen Leie en Houtlei. Al in 1360 spreekt men van “de goede lieden van de wijk in Ingeland”. Die wijk was rond 1165 ontstaan toen de Houtlei werd gegraven als onderdeel van de tweede stadsomwalling. De inwoners van die wijk werden 'In-gelande' genoemd: het waren landeigenaars van een eigendom in een beschermde omgeving. Hierbij staat een 'gelande' voor een 'landeigenaar'.
In 1321 breekt men een gat door de stadsmuur tussen Posteerne- en Torenpoort om er een trap aan te leggen. Zo krijgt deze buurt onmiddellijk toegang tot het water en wordt het lossen en laden van schepen vergemakkelijkt. In 1478 wordt de trap vernieuwd en in 1564 breekt men de stadsmuur errond af. De trap die de plaats van het oude gat aanduidde blijft er tot in 1898-1899 wanneer de Oude Houtlei moet wijken.
Bronnen: Alfons Van Werveke, Oudheidkundige kroniek: Rue d’Angleterre, in: “Ghendtsche Tydinghen” XXI (1992) 4, pp. 253-255 ; Marcus van Vaernewyck, De historie van Belgis. D. J. Vanderhaeghen, Gent, 1829, p. 180.
Dag Geert,
(1) Dat Van Vaernewijck in het Ingelandgat woonde, haalde ik van de gedenkplaat aan Ingelandgat 29: "1478-1978 Hier stond het steen waar haar factor en proviseerder Marcus van Vaernewijck 1518-1569, kroniekschrijver en schepen van Gent, woonde, werkte en schreef".
(2) Dit vond ik bij Alfons Van Werveke, Oudheidkundige kroniek: Rue d’Angleterre, in: “Ghendtsche Tydinghen” XXI (1992) 4, pp. 253-255.
Groeten
Wim
Dag Wim, hierbij graag de bron van:
(1) Dat Marcus van Vaernewijck in Ingelandgat woonde,
(2) Dat het 'beleg van Gent' reeds voor Marcus zou neergeschreven zijn.
Groeten, Geert