Keizer Karel V tijdens de 'Rondgang van de stroppendragers'
Ten Noorden van de Alpen telde middeleeuws Europa slechts twee grote steden: Parijs met ongeveer 80.000 inwoners en Gent met een bevolking van bijna 65.000. In de zestiende eeuw was de achteruitgang al merkbaar: het bevolkingscijfer van de Lichtstad klom naar 200.000 inwoners terwijl Gent stagneerde.
Voor keizer Karel V bleef zijn geboortestad de grootste en mooiste stad van het Avondland. Zo zou hij volgens de overlevering tegen zijn eeuwige tegenspeler en aartsrivaal François I – de koning van Frankrijk – gezegd hebben “Je mettray Paris dans mon Gandt”, wat zoveel betekent als “Ik zou Parijs wel in mijn Gent/handschoen kunnen stoppen”. Een subtiel woordspelletje te danken aan het feit dat Franse oren geen onderscheid horen tussen ‘Gent’ en ‘handschoen’.
Het woordspel moet betekenisvol geweest zijn, want in 1540 gebruikt hij het nog eens om er Alva mee op de vingers te tikken. Met de beruchte hertog beraadde de keizer zich over de straf die hij de oproerige Gentenaars zou opleggen. Alva, met dezelfde zin voor grove middelen die hem later zijn trieste faam zou bezorgen, stelde voor om de kaart gewoon van de kaart te vegen. Dit schoot bij de keizerlijke Gentenaar in het verkeerde keelgat. Hij joeg Alva de trappen van de Sint-Baafstoren op en liet hem de enorme stad zien die zich aan hun voeten uitstrekte. Terug beneden trapte hij de Spanjaard na met de vraag hoeveel Spaanse huiden er wel van doen zouden zijn om zo’n grote ‘gant’, ‘handschoen’ te naaien!